
April, een nieuwe pagina op de keukenkalender. De lege maand kijkt me verwijtend aan telkens ik er aan voorbij ga. Weer een aantal verjaardagen die niet gevierd kunnen worden.
April, de maand dat ik in normale omstandigheden naar Griekenland zou vertrekken. April, paasmaand. Zowel in België als in Griekenland, zij het dan daar een week later. Dit jaar had ik graag nogmaals Pasen meegevierd op Kalymnos.
Het “nieuwe” normaal
Maar dit jaar is er niets “normaal”. Het begrip heeft een krak gekregen. Er zit sleet op.
De autoriteit van onze regering doet me angstig naar adem snakken. Of komt het door COVID-19? Sinds wanneer hebben deze, zelfs door ons niet gekozen politici, de macht om de hele economie plat te leggen? De (kleine) zelfstandigen de mond te snoeren?
De mensen helemaal afhankelijk te maken van de staat? Want werken is geen optie meer in veel gevallen.
Niet het virus maakt me bang, maar wel deze verschuiving van de macht.
Zo veel gedachten razen door mijn hoofd, dat ik het kaf van het koren niet meer kan scheiden.
Griekse zorgen
Ik maak me onwezenlijk veel zorgen, vooral voor mijn vrienden in Griekenland. Mijn Griekse “familie” die me telkens weer thuis deed voelen. Die me op eender welk eiland altijd met open armen ontving. Die alles in het werk stelde om van het leven een feest te maken.
Het land dat me het naast aan mijn hart ligt. Dat mijn zijn het meeste resoneert. Waar ik de mooiste herinneringen in mijn leven creëerde.
Het werd uitgeperst als een citroen. Zelfs de pel werd niet onberoerd gelaten.
Het sociale vangnet werd kapot geknipt. Bijna iedereen valt nu door de mazen heen.
Ziekenzorg staat op een laag pitje. Enkel het hoogstnoodzakelijke is nog beschikbaar. Griekenland, mijn oogappel, dat toch in deze waanzinnige tijden er in slaagt het aantal besmettingen laag te houden. Omdat het moet. Omdat er geen andere optie is.
Middelen tekort, ziekenhuisbedden ontbreken.
Van een Griekse vriend vernam ik dat veel verplegend personeel en artsen die er vandoor waren gegaan, op zoek naar een betere toekomst elders, terug zijn gekeerd. Want Griekenland blijft aan je trekken. Je laat het niet in de steek. Het laat je niet onberoerd. Dat snap ik. Het trekt ook aan mij.
De bevolking laat je niet meer los. Ze eisen dat plaatsje in je hart op.
Heimwee
Mijn heimwee is erger dan ooit tevoren. Fuck het virus. Fuck de lockdown.
Het enige dat ik verlang, is dat iedereen nu even binnen blijft, zodat we snel terug mogen reizen. Zodat ik mijn blauwe valies kan inpakken, klaar voor een glinsterende tijd. Aan dat strandje, waar bijna alle gezichten bekend zijn en de enigste zorg bestaat uit wat de pot gaat schaffen ‘s avonds.
Want wat worstel ik met het besef dat mijn land, dat ooit zo dichtbij leek, nu plots zo veraf blijkt.
Dat vrijheid een begrip is dat in deze wereld niet meer rondwaart, niet heus.
En DAT maakt me bang. En ook weer niet. Tijdens het draaien van deze planeet, zijn we een minuscule en ridicule bijzaak. Het werd tijd dat we er nog eens aan herinnerd werden.
Zodat we kunnen genieten op de momenten dat het ons gegund is. Van de kleine grootse dingen die we als vanzelfsprekend aannemen alsof we er recht op hebben. Dat vliegtuigticket in je zak. Die handdoek op het strand. Dat wijntje in de Flamingo. De geur van Jasmijn bij het vallen van de avond. Die zonsondergang die je de adem beneemt. Onverwacht gezelschap op een moment in nood. De sterren die knipogen. Het onverwoestbare klotsen van de zee tegen de ruwe rotsen. De blinkende blaadjes van de trotse olijfbomen in de weergaloze wind.
Want ik weet: heimwee bestaat. Het is een ziekte. Een ziekte die veel erger toeslaat dan eender welk virus. Het overvalt je onverwacht. Het sloopt je binnenin en holt je uit. Het schraapt aan je botten en klauwt in je hart. Besmettelijk is het niet, maar daarom niet minder gevaarlijk. Genezen doet het ook niet. Resistentie is niet van tel.
Machteloos sta ik er bij en kijk er naar: naar die lege pagina op mijn keukenkalender…